Uitspraak van de maand maart
In deze zaak tegen een psychotherapeute (tevens gz-psychologe) wordt de klacht ingediend door zowel IGJ als de cliënt. De hoofdklacht betreft het aangaan van een seksuele relatie die bijna 6 jaar heeft geduurd.
Situatie
De cliënt heeft zich in 2016, na eerder al elf maanden opgenomen te zijn geweest in een centrum voor psychotherapie, aangemeld bij de praktijk van de psychotherapeute die bij de eerdere opname zijn hoofdbehandelaar was. Zij had zich inmiddels zelfstandig gevestigd. De behandelrelatie in haar vrijgevestigde praktijk duurt volgens de facturen van september 2016 tot juni 2017.
Aan het einde van de behandelsessie in april 2017 omhelsden de psychotherapeute en de cliënt elkaar, een omhelzing die door de psychotherapeute als bijzonder intens is ervaren. Nog diezelfde dag stuurde de psychotherapeute een e-mail aan de cliënt om te vragen hoe hij deze omhelzing heeft ervaren. Direct aansluitend aan deze gebeurtenis volgde een persoonlijke en seksuele relatie die tot medio februari 2023 heeft geduurd.
Na beëindiging van deze relatie heeft de cliënt bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) melding gedaan van grensoverschrijdend gedrag tijdens en direct aansluitend aan de behandelrelatie. De inspectie heeft een onderzoek ingesteld en vervolgens, in juli 2024, een klacht tegen de psychotherapeute ingediend bij het tuchtcollege. De cliënt heeft in augustus 2024 ook zelf een klacht ingediend bij het tuchtcollege.
De klachtonderdelen
De inspectie verwijt de psychotherapeute dat zij de professionele grenzen die zij in acht behoort te nemen, heeft overschreden door een langdurige persoonlijke en seksuele relatie aan te gaan met een cliënt direct aansluitend aan de behandelrelatie.
De klacht van de cliënt omvat meerdere klachtonderdelen:
- a. seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens en direct aansluitend op de behandelrelatie;
- b. het eenzijdig verbreken van de behandeling met het oog op het voortzetten van seksueel contact;
- c. het misbruiken van uit positie met voortvloeiend overwicht tijdens en buiten de behandelrelatie;
- d. het vernietigen van het originele medisch EPD-dossier van de cliënt en het aanleveren van een onvolledig en gemanipuleerd (schaduw) dossier;
- e. het schenden van haar beroepsgeheim richting derden hetgeen het behandelbelang van de cliënt heeft geschaad;
- f. het verlenen van onzorgvuldige en onprofessionele zorg waarbij de psychotherapeute haar eigen belang zwaarder heeft gewogen dan het behandelbelang van de cliënt, waardoor het behandeltraject en haar onprofessionele gedrag een averechts effect hebben gehad op het herstel en het vertrouwen van de cliënt in ggz-behandelaren blijvend is geschaad.
Overwegingen en oordeel tuchtcollege
Het tuchtcollege stelt dat de klacht van de inspectie, langdurig seksueel grensoverschrijdend gedrag geheel gegrond is. Het oordeel over de klachtonderdelen van de cliënt:
- Ad a en c. Klachtonderdelen a en c worden gezamenlijk behandeld en beiden gegrond verklaard. De cliënt benoemt dat ook al tijdens de behandelrelatie sprake was van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de psychotherapeute. Het tuchtcollege merkt op dat er sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt wanneer een seksuele relatie wordt aangegaan zonder een afkoelingsperiode in acht te nemen. De vraag of een relatie met de cliënt al is begonnen tijdens de behandelrelatie kan van invloed zijn voor de op te leggen maatregel. Het tuchtcollege overweegt als volgt. Wanneer een behandelrelatie als geëindigd kan worden beschouwd, is afhankelijk van de situatie. Bij een beëindiging van de behandelingsovereenkomst vanwege doorverwijzing naar een andere behandelaar, zoals ook hier aan de orde, moet een zorgverlener vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid de noodzakelijke zorg blijven verlenen tot een nieuwe behandelrelatie met de opvolgend behandelaar is ontstaan. De cliënt is hier weliswaar door de psychotherapeute doorverwezen, maar de intake door en/of overdracht naar de nieuwe behandelaar had op 14 april 2017 nog niet plaatsgevonden. Dat betekent dat de behandelrelatie tussen de psychotherapeute en de cliënt op die datum nog niet als geëindigd kan worden beschouwd. Dat er na genoemde datum volgens het door de psychotherapeute aangeleverde dossier geen behandelsessie meer heeft plaatsgevonden, maakt dit niet anders. Klachtonderdeel a. wordt hiermee gegrond verklaard: er was zowel seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens de behandelrelatie als direct aansluitend op de behandelrelatie.
- Ad. b. ‘het eenzijdig verbreken van de behandeling met het oog op het voortzetten van seksueel contactt’ wordt ongegrond verklaard omdat uit het medisch dossier blijkt dat de psychotherapeute ook al in maart 2017, dus nog voordat sprake was van een persoonlijke en seksuele relatie tussen beiden, heeft gesproken over verwijzing naar een andere zorgverlener vanwege de gecompliceerde problematiek.
- Ad d. ‘het vernietigen van het originele medisch EPD-dossier van de cliënt en het aanleveren van een onvolledig en gemanipuleerd (schaduw) dossier’ wordt deels ongegrond en deels gegrond verklaard. De psychotherapeute heeft haar abonnement op het elektronisch EPD-dossier bij Incura per 1 mei 2022 opgezegd en heeft niet gevraagd om een back-up van de gegevens alvorens alles zou worden verwijderd. Ter zitting gaf de psychotherapeute een toelichting hoe zij het medisch dossier van de cliënt heeft bijgehouden: de werkaantekeningen op papier werden omgezet naar ‘bevindingen op een laptop’, om deze aantekeningen op een later moment over te zetten naar een EPD-dossier. Zij heeft de gegevens op de laptop wel behouden en dat dossier heeft de cliënt uiteindelijk ook ontvangen (dossier 1). Delen daaruit heeft de cliënt in (bijlagen bij) zijn klaagschrift opgenomen. De psychotherapeute heeft bij haar verweerschrift het dossier bijgevoegd (dossier 2). Gebleken is dat in dossier 1 op vier plaatsen teksten staan die ontbreken in dossier 2. De psychotherapeute heeft desgevraagd ter zitting verklaard niet te weten hoe de verschillen zijn ontstaan. Het tuchtcollege kan echter niet vaststellen dat zij één van beide hiervoor genoemde dossiers opzettelijk heeft gemanipuleerd. In zoverre is het klachtonderdeel ongegrond. Indien en voor zover er géén medisch dossier meer beschikbaar zou zijn zou dit de psychotherapeute tuchtrechtelijk kunnen worden verweten. Het college stelt wel vast dat het medisch dossier niet volledig is. Essentiële momenten zijn daarin niet beschreven. In zoverre is het klachtonderdeel gegrond.
- Ad e. ‘schenden van haar beroepsgeheim richting derden hetgeen het behandelbelang van de cliënt heeft geschaad’ is volgens het tuchtcollege niet gegrond omdat de cliënt geen rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel. Ook als voorshands wordt aangenomen dat de psychotherapeute informatie over andere cliënten met de cliënt heeft besproken, heeft zij daarmee uitsluitend haar beroepsgeheim jegens die cliënten geschonden. Het tuchtcollege ziet niet dat de psychotherapeute door over anderen te praten het behandelbelang van de cliënt zou (kunnen) hebben geschaad.
- Ad f. het verlenen van onprofessionele en onzorgvuldige zorg waarbij de psychotherapeute haar eigen belang zwaarder heeft gewogen dan het behandelbelang van de cliënt, waardoor het behandeltraject en haar onprofessionele gedrag een averechts effect hebben gehad op het herstel en het vertrouwen van de cliënt in ggz-behandelaren blijvend is geschaad.Het tuchtcollege stelt dat, hoewel de cliënt door de psychotherapeute is geïnformeerd over wijzigingen in het behandelplan en daar ook mee instemde, uit het medisch dossier niet is op te maken met welke redenen de psychotherapeute het behandelplan heeft gewijzigd, en ook niet welke afspraken er met de cliënt zijn gemaakt. Dat maakt dat het college niet kan vaststellen dat er gedegen onderzoek is gedaan door de psychotherapeute en op grond daarvan de juiste behandeling is ingezet. In zoverre is het klachtonderdeel gegrond. Voor wat betreft de gevolgen die de cliënt heeft genoemd geldt dat het tuchtcollege geen oordeel geeft over de vraag tot welke gevolgen het handelen of nalaten van een aangeklaagde heeft geleid.
Het tuchtcollege is van oordeel dat de psychotherapeute kan worden verweten dat zij in het geheel niet kritisch is geweest op haar eigen gedrag en zich op geen enkel moment tot de orde heeft geroepen. Ook toen zij kort na het aangaan van de relatie tot het besef kwam dat zij eigenlijk een afkoelingsperiode in acht had moeten nemen, heeft zij deze periode niet alsnog ingezet. Zij heeft zich volledig laten leiden door haar gevoelens voor de cliënt. Ze heeft haar gedrag en handelen niet laten toetsen door anderen, geen collegiaal of professioneel overleg gezocht en ook geen hulp gezocht. Haar bedenkingen blijken ook geenszins de relatie zelf te betreffen maar enkel het feit dat ze de beroepsregels heeft overtreden met het niet in acht nemen van een afkoelingsperiode.
De psychotherapeute werkt inmiddels niet meer als zelfstandige. Zij is momenteel in loondienst bij een online ggz-instelling. Zij heeft haar huidige werkgever ingelicht over de situatie en is een “Samenwerkingsovereenkomst ter voorkoming van grensoverschrijdend gedrag in behandelingen” met haar werkgever aangegaan waarin onder meer staat dat als er direct contact plaatsvindt tussen haar en een cliënt een supervisor zal worden aangesteld.
De inspectie heeft beperkt vertrouwen in de professionele attitude van de psychotherapeute omdat zij aanvankelijk weinig tot geen inzicht heeft getoond in het onjuiste van haar handelen en de afhankelijkheid van de cliënt, en de mogelijke negatieve gevolgen voor hem heeft betwist.
Het tuchtcollege is er nog niet van overtuigd dat de psychotherapeute nooit meer in een situatie zal komen waarbij persoonlijke en/of seksuele gevoelens een rol kunnen spelen. Het feit dat de psychotherapeute nu enkel online sessies houdt met cliënten, is op zichzelf immers geen beletsel voor een mogelijke persoonlijke en/of seksuele affectieve relatie.
Daar komt bij dat zij geen duidelijke strategie benoemt als het gaat om het herkennen en erkennen van persoonlijke en/of seksuele gevoelens in een behandelrelatie. Evenmin is duidelijk geworden of zij voor zichzelf heeft onderzocht wat haar ertoe heeft bewogen om de richtlijnen welbewust te negeren. Zij heeft dat ook op de zitting voor het tuchtcollege niet goed kunnen uitleggen.
Maatregel
De opgelegde maatregel betreft een schorsing van 6 maanden, waarvan, gelet op het voortschrijdend inzicht, 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal als bijzondere voorwaarde aan deze psychotherapeute worden opgelegd dat zij zich onder toezicht en op aanwijzing van de inspectie, via een traject bij een psychotherapeut die ook erkend leertherapeut NVP is, zich dient te bekwamen in het herkennen en hanteren van professionele grenzen binnen een behandelrelatie, evenals in de bewustwording van de invloed van persoonlijke dynamieken in de context met cliënten.
Tevens besluit het tuchtcollege dat deze uitspraak in het algemeen belang geanonimiseerd zal worden gepubliceerd.
- Uitspraak en maatregel: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
- Datum uitspraak: 5 maart 2025
- Lees hier de volledige uitspraak
Toelichting door de NVP
De Beroepscode voor Psychotherapeuten zegt over het aangaan van een relatie anders dan een behandelrelatie:
Artikel II.1.1 De psychotherapeut zal gedurende de behandeling geen andere relatie dan een behandelingsrelatie met de cliënt hebben.
Tevens impliceert deze bepaling dat, gedurende de behandeling, het optreden van de psychotherapeut in de relatie tot zijn cliënt geen ander doel dient dan dat van de behandeling.
Artikel II.1.3 Bij het aangaan van een persoonlijke relatie na afloop van de professionele relatie zal de psychotherapeut steeds het belang van de cliënt respecteren in die zin, dat hij zich ervan vergewist dat de eerdere professionele relatie geen onevenredige betekenis meer heeft. Zo nodig kan hij bij toetsing van zijn optreden, bijvoorbeeld bij een door een voormalige cliënt ingebrachte klacht, aannemelijk maken dat hij zich van het bestaan van deze mogelijkheid rekenschap heeft gegeven.
Artikel II.5.1 De psychotherapeut gaat geen seksuele relatie aan met zijn cliënt tijdens of direct aansluitend aan de professionele relatie (zie ook art. II.1.3).
In de Beroepscode voor Psychotherapeuten wordt bij artikel II.5.1 (p. 17) geen termijn genoemd voor een afkoelperiode. Ook in de jurisprudentie gaat het niet om de duur van de afkoelingsperiode, maar steeds om de vraag in hoeverre de eerdere behandelrelatie doorklinkt in de persoonlijke (al dan niet seksuele) relatie daarna. Bepalend is of er sprake is van ‘enige vorm van op de vroegere behandelrelatie terug te voeren afhankelijkheid’. Dat is ook het juridisch criterium. Zie o.a. http://www.gzr-updates.nl/commentaar/GZR_2018_0004.pdf
Eerdere uitspraken van de maand over seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens of na afsluiting van de behandeling
- Uitspraak van de maand juni 2024
- Uitspraak van de maand juli 2023
- Uitspraak van de maand september 2022
- Uitspraak van de maand september 2021
- Uitspraak (1) van de maand september 2019
- Uitspraak (2) van de maand januari 2019
- Lees ook: Tijdschrift voor psychotherapie: Themanummer mei 2020 over grenzen voor de psychotherapeut
Over de rubriek
In 'de uitspraak van de maand' geven we een korte samenvatting van een tuchtzaak die recent of soms al wat langer geleden door het tuchtcollege is behandeld. De uitspraken kunnen een voorbeeldfunctie hebben en dienen als leidraad voor beroepsmatig handelen in situaties die vaker voorkomen. U kunt de zaken gebruiken bij intervisie of zelf uw kennis van beroepsethiek op een bepaald gebied vergroten.
-
Alle uitspraken zijn terug te vinden op onze website en alleen zichtbaar voor leden na inloggen op de ledennet.
-
De Beroepscode voor psychotherapeuten (2018) (pdf) is een onmisbare leidraad voor het beroepsmatig handelen van iedere psychotherapeut. Door aanpassingen in wet- en regelgeving hebben we enkele wijzigingen Beroepscode (pdf) op een een rij gezet