NVP Website voor leden

Verkrijg hier toegang tot exclusieve NVP Website ledencontent.

18-02-2016

Maak kennis met Marija Maric, winnares Wim Trijsburgprijs voor junior wetenschappers

Maak kennis met Marija Maric, winnares Wim Trijsburgprijs voor junior wetenschappers

Vrijdag 18 december nam dr. Marija Maric de Wim Trijsburgprijs voor junior wetenschappers in ontvangst uit handen van juryvoorzitter Cor de Haan. Marija Maric promoveerde in 2010 en doet al tien jaar onderzoek naar de effectiviteit van psychotherapie voor kinderen, jongeren en hun ouders. Maric werkt als universitair docent aan het departement Ontwikkelingspsychologie van de Universiteit van Amsterdam.

De NVP vindt het belangrijk om wetenschappelijk onderzoek over psychotherapie aan te moedigen en breder bekend te maken. Daarom hebben we de Wim Trijsburgprijs ingesteld. Ervaart u ook dat het nodig is om wetenschap binnen de psychotherapie te stimuleren?

Ik vind dat we de laatste jaren een verandering meemaken; men is vooral geïnteresseerd in experimenteel en neurocognitief onderzoek, en minder in het wetenschappelijk onderzoek in de gewone klinische praktijk. Hier zijn allerlei (financiele) redenen voor, maar zo komen we natuurlijk niet veel verder met kennis rondom effectiviteit van onze psychotherapie. Begrijpt u me niet verkeerd, interdisciplinariteit vind ik prachtig. En ik vind zeker dat we kunnen profiteren van kennis vanuit andere gebieden. Maar de focus moet steeds op de klinische praktijk blijven: wat is er op dit moment, werkt het, hoe kunnen we dat verbeteren. Alleen zo kunnen we de vraag beantwoorden die elke psychotherapeut en klinisch onderzoeker zich ongetwijfeld stelt: “ Heeft deze therapie gewerkt bij deze cliënt(en) en hoe?”

U doet onderzoek naar de effectiviteit van psychotherapie in de klinische praktijk voor kinderen, jongeren en hun ouders. Kunt u hier iets meer vertellen?

De overkoepelende vragen van mijn onderzoek zijn: hoe heeft de therapie gewerkt (wat zijn de werkingsmechanismen)? En voor wie heeft het gewerkt en wie heeft een alternatieve behandeling nodig? (dit is de vraag van de moderatoren van de behandeling). Ik onderzoek effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CGT) bij kinderen en jongeren met angststoornissen. Er is al veel bekend over de effectiviteit van CGT bij angstige kinderen en jongeren, maar wat we na 50 jaar onderzoek nog niet weten is hoe CGT werkt. Werkt het bijvoorbeeld via verandering in negatieve cognities of via verandering in vermijding? Of mindfulness? En welke CGT- technieken zijn gerelateerd aan deze positieve veranderingen? Als we dat weten, kunnen we handvatten bieden aan de therapeuten over welke technieken het beste werkzaam zijn bij welke cliënten.

Daarnaast onderzoek ik innovatieve benaderingen voor de behandeling van comorbide angst en ADHD. Dit is een vraag die echt vanuit de klinische praktijk is ontstaan, in mijn gesprekken met ervaren therapeuten. We weten dat ongeveer 30-40% van kinderen en jongeren comorbide angst en ADHD heeft, maar we weten niet welke therapie het beste werkt bij deze groep. Het is belangrijk om een antwoord te vinden op deze vraag ,omdat deze kinderen toch nog vaak behandeling voor ADHD krijgen zoals medicatie. En we weten uit een aantal oudere studies dat medicatie bij deze groep een negatieve werking heeft op angst, en angst heeft weer een negatieve werking op ADHD klachten.

In mijn onderzoek heb ik oog voor psychotherapie overstijgende, transdiagnostische concepten zoals de rol van het executief functioneren. Een tweede voorbeeld is een nieuwe studie naar de etiologie en behandeling van negatief zelfbeeld bij kinderen en jongeren.

Ik maak naast groepsonderzoek, veel gebruik van de single-case experimentele design – methode, als een handige alternatief voor en aanvulling op randomised clinical trials (RCTs). Ik vind het belangrijk om de concepten zo goed mogelijk te meten. Daarom maak ik gebruik van goed genormeerde vragenlijsten, maar soms ook van computertaken om impliciete cognities te meten bijvoorbeeld, of werkgeheugen. Hierbij vind ik het belangrijk dat de taken ontwikkelingsgevoelig zijn, dat wil zeggen passend bij de leeftijd van het kind.

In uw promotieonderzoek stelde u dat kinderen die bang zijn om naar school te gaan, over het algemeen kampen met een gebrek aan zelfvertrouwen. Als dit zou verbeteren, zou het aantal schoolweigeraars flink kunnen worden teruggebracht. Kunt u dit toelichten?

Dit is een typische vraag naar de werkingsmechanismen. Ik onderzocht de effectiviteit van CGT typisch voor adolescenten gemaakt, bij angstige schoolweigeraars. Uit de theorie wisten we dat meeste schoolweigeraars niet naar school durven gaan omdat ze denken dat ze niet kunnen omgaan met allerlei stressoren die ze op school te wachten staan bij terugkomst. Jongeren vonden het bijvoorbeeld heel moeilijk te bedenken wat ze tegen iemand zouden zeggen als hij/zij aan ze vraagt waarom ze al die tijd zijn weggeweest. We hebben de theorie – als we hun zelfvertrouwen vergroten, hun self-efficacy, dan gaan ze regelmatig naar school – getoetst met ingewikkelde statistische analyses (mediatie analyse) en kregen bevestiging voor onze theorie.

Is er ooit iets met de uitkomsten van dit onderzoek gedaan? 

Ik weet dat het protocol nog steeds toegepast wordt bij angstige schoolweigeraars, maar verder niet. Ik ben geloof ik te bescheiden, om de resultaten verder te verspreiden naar ministeries en dergelijke...

U bent een onderzoeker die ook klinisch werk verricht. Vindt u dat psychotherapeuten ook onderzoek zouden kunnen doen op een kleine schaal, bijvoorbeeld bij eigen cliënten?

Ja, in wezen zijn therapie- onderzoekers en therapeuten beiden geïnteresseerd in een en dezelfde vraag: "Heeft de therapie gewerkt en hoe, en als niet, wat moet de client anders krijgen?" De therapeuten zouden bij eigen clienten ook kwalitatieve methoden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld meer meten tijdens de therapie en de uitkomst van deze metingen gebruiken om het behandeltraject te beïnvloeden. Dan heb ik het niet over de klassieke ROM (Routine Outcome Monitoring) want deze systemen vind ik vaak te generalistisch. Ik heb het dan over individueel toegespitste metingen, waarbij we dus oog hebben voor specifieke klachten van de desbetreffende client. 'Idiosyncratische metingen' is de naam. Zo is vrijwel bij elke client, een kleine N=1 studie mogelijk. Ik train therapeuten in het gebruik van deze methode.

Een studiereis of congresbezoek in het buitenland was een onderdeel van de prijs. Heeft u al plannen?

Ja, ik ga naar New York! In oktober dit jaar viert Amerikaanse Association for Behavioral and Cognitive Therapies hun 50 jarig bestaan! Het zijn vaak kleinere congressen met inhoudelijk zeer kundige sprekers die zowel in het onderzoek als praktijk ervaren zijn. Ik verheug me erop. Met Pier Prins en Tom Ollendick zijn we ook bezig om een symposium te organiseren over werkingsmechanismen en moderatoren van therapie uitkomsten bij kinderen, jongeren en ouders.

Wat betekent het winnen van deze prijs voor u?

Ik ben bescheiden van aard en ‘hang de kleine en grote successen nooit aan de grote klok’. Niet altijd heel handig in mijn werk. Daarnaast heb ik als een beginnende wetenschapper weleens getwijfeld of psychotherapieonderzoek het makkelijkste pad was om in te slaan, gezien de huidige populariteit van experimenteel en neurocognitief onderzoek. Ik twijfel nu niet meer, en deze prijs bevestigt me helemaal in mijn keuze. Ik heb de prijs gekregen op de verjaardag van mijn oma, die me altijd heeft geleerd om datgene te doen wat ik belangrijk vind, en daar trots op te zijn. Als dit allemaal geen tekenen zijn…

Wie meer wil lezen over het onderzoek van Marija Maric

-Maric, M., Prins, P.J.M., & Ollendick, T.H. (Eds.) (2015). Moderators and Mediators of Youth Treatment Outcomes. New York: Oxford University Press.
-Telman, L., van Steensel, F.J.A., Maric, M., & Bögels, S.M. (2015). Denken, doen, durven. Werkzame factoren in de angstbehandeling. Werk in Uitvoering. Tijdschrift Kind & Adolescent Praktijk.
-Versluis, A., Maric, M., & Peute, L. (2014). N=1 studies in onderzoek en praktijk. De Psycholoog, 3, 10-20.
-Maric, M., van Steensel, F.J.A & Bögels, S. M. (2015). Parental Involvement in CBT for Anxiety-Disordered Youth Revisited: Family CBT outperforms child CBT in the long term for children with comorbid ADHD symptoms. Journal of Attention Disorders, 1-9.

Over de Wim Trijsburgprijs
De NVP heeft de Wim Trijsburgprijs voor de tweede keer uitgereikt. Wim Trijsburg (1948 – 2007†) was hoogleraar psychotherapie aan de afdeling Medische psychologie en psychotherapie van de Erasmus Universiteit van Rotterdam, deel uitmakend van de onderzoeksschool Netherlands Institute of Health Sciences (NIHES). Daarnaast was hij bijzonder hoogleraar Vernieuwing van de theoretische grondslagen van de psychotherapie aan de Universiteit van Amsterdam. Wim was een enthousiasmerende wetenschapper en psychotherapeut bij wie ‘integratie’ centraal stond.

De prijs is bedoeld voor een psychotherapeut of onderzoeker van psychotherapie die onderzoek heeft gedaan of doet naar werkzame factoren in de psychotherapie of onderzoek doet naar samenhang en integratie binnen de psychotherapie en de cliënt centraal stelt.