Uitspraak juli: psychotherapeute berispt wegens onzorgvuldig handelen
De uitspraak van deze maand betreft een recente zaak van het Regionaal Tuchtcollege Zwolle. Een cliënte had zich aangemeld voor (een intake voor) een EMDR-traject. Na de intake (door een collega van de psychotherapeute) deelde de psychotherapeute mee dat een EMDR-traject op dat moment niet kon worden gestart. Het had volgens het tuchtcollege op de weg van de psychotherapeute gelegen eerst stil te staan bij de huidige klachten, leefsituatie en gemoedstoestand van de cliënt, alvorens te starten met een proefinterventie.
Voorbereiden
De psychotherapeute had de cliënte ook beter moeten voorbereiden op de proefinterventie en deze niet moeten starten terwijl eigen (differentiaal) diagnostische overwegingen en een voorlopige beschrijvende diagnose ontbraken.
Het door de psychotherapeute bijgehouden dossier voldoet niet aan de norm zoals verwoord in artikel 7:454 lid 1 BW. In het dossier van mist informatie die voor een goede hulpverlening noodzakelijk is. De onderbouwing door de psychotherapeute van haar besluitvorming en advies in het dossier is onvoldoende.
Voorts is het dossier gesloten en ten onrechte (en te hoog) gedeclareerd met een DBC vallend onder de productgroep “langdurende of intensieve behandeling” in plaats van met een DBC uit de productgroep diagnostiek.
Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de psychotherapeute de maatregel van berisping op.
Datum uitspraak: 2 juli 2021
Uitspraak en maatregel: gegrond. Berisping.
Lees hier de volledige uitspraak
Rubriek
In de rubriek 'de uitspraak van de maand' geven we een korte samenvatting van een tuchtzaak die recent of soms al wat langer geleden door het tuchtcollege is behandeld. De uitspraken kunnen een voorbeeldfunctie hebben en dienen als leidraad voor beroepsmatig handelen in situaties die vaker voorkomen. U kunt de zaken gebruiken bij intervisie of zelf uw kennis van beroepsethiek op een bepaald gebied vergroten.